Bijeenkomst 5 maart 2020: Aan de slag met cases

Achtergrond

Op 5 maart 2020 kwamen we in Ede Wageningen weer bij elkaar om samen te onderzoeken wat er nodig is om te zorgen dat een verregaand digitaal energiesysteem eerlijk, inclusief en democratisch bestuurbaar blijft. Dat gaat niet vanzelf. Sterker nog; de huidige spelregels van het (analoge, centraal ingerichte) energiesysteem, in combinatie met de digitale transitie, vergroten de kans dat een verregaand digitaal energiesysteem in zekere mate oneerlijk wordt, exclusief, en nauwelijks democratisch te besturen. We ontdekken steeds meer praktijkvoorbeelden die dit illustreren. 

Bijeenkomst

Op de bijeenkomst gingen we aan de slag met concrete cases van deelnemers uit ons netwerk. Zij proberen juist wel publieke waarden als eerlijkheid, inclusiviteit en democratische bestuurbaarheid als uitgangspunt te nemen en stappen te zetten, dat juist dit het nieuwe normaal wordt. Tegelijkertijd, lopen ze daarbij tegen ‘het huidige systeem’ aan. We hebben de cases visueel gemaakt, op een interactieve wijze (via objectopstellingen), waardoor duidelijk werd waar het huidige systeem de boel klem zet. Maar ook waar wellicht een interventie mogelijk is, waardoor er weer beweging ontstaat richting een gewenste (eerlijke, inclusieve, democratisch bestuurbare) duurzame energietoekomst.

Verslag

Het verslag bestaat uit:

  • Een korte samenvatting van de opening
  • Illustraties en geschreven verslagen van de objectobstellingen
  • De presentaties van de inspiratie
image

Samenvatting opening

We starten met een kort welkom van Michiel Damoiseaux, hij benadrukt onze missie en de Chatham House Rule.

Missie: "Op naar een gedigitaliseerde energiemarkt die eerlijk, inclusief en democratisch bestuurbaar blijft"

Chatham House Rule: “When a meeting, or part thereof, is held under the Chatham House Rule, participants are free to use the information received, but neither the identity nor the affiliation of the speaker(s), nor that of any other participant, may be revealed.”

Daarna vertelt Ruurd Priester over de 'theory of change' die we gebruiken als leidraad van de Club van Wageningen. Xander Smit licht vervolgens toe wat de Club van Wageningen, werkend vanuit deze theorie, doet. Ze:

  • brengt het netwerk van ‘rode bolletjes’, koplopers en veranderaars op dit onderwerp, samen
  • maakt moeilijke systeemvragen begrijpelijk
  • identificeert en stelt de wezenlijke vragen, gekoppeld aan de missie
  • deelt inspiratie met mogelijke antwoorden

Ruurd Priester trapt inhoudelijk af met het delen van de verschillende 'digitaliseringsmodellen': het 'state controlled' alternatief, het 'for and by the people' alternatief en het 'corporate' alternatief.

Edwin Edelenbos pakt het stokje over. Hij laat de parallellen zien tussen telecommunicatie en energietransitie. En hij deelt het 'moeilijke vragen model', een model dat we gedurende deze dag gebruiken en verder aanvullen.

De volledige presentatie van de opening vindt u hier.

image

Foto's van de objectopstellingen

image
image
image

Objectopstelling casus 1: Van wie zijn 'jouw' energiedata?

image

De huidige situatie: 'wij als consument/bewoner' zijn onze energiedata van de afgelopen tijd in veel gevallen ‘kwijt’ als we overstappen naar een andere leverancier. Onze vorige leverancier heeft ze nog wel, maar onze nieuwe leverancier niet.

Leveranciers krijgen gebruiksgegevens van de netbeheerder, die de meter in onze woning uitleest, en geeft ze aan ons door.

Vreemd, denk je vermoedelijk: “Waarom ben ik alweer bij een leverancierswissel mijn historische data kwijt? Het zijn toch mijn eigen data?”

En balen, want je wilde kijken of je meer of minder energie bent gaan gebruiken en dat gaat nu niet.

Wat ook aan de hand is: het is nu nog niet mogelijk om ook binnen een huishouden zelf aan het roer te staan om de eigen historische, actuele en toekomstige data naar – individuele - keuze wel of niet te delen met derden - in je eigen huis - en bijvoorbeeld met je nieuwe energieleveranciers.

Een gedachte die daardoor ontstaat: moeten we niet naar een bepaalde minimumverplichting tot delen van laagfrequente data (data die niet vaak gedeeld wordt) voor het algemeen belang?

Wat ook erkend moet worden: deze drempel tot het delen van data met derden, is voor veel mensen een non-issue: ze zijn druk met hun gezin, werk, zorg voor een ziek familielid, ... Totaal niet bezig met data.

Vanuit het perspectief van netbeheerders/ energieleveranciers is er iets anders wat opvalt aan de huidige situatie: rond energiedata is enorm veel 'in regels gevat', op een manier die niet lijkt te passen bij de huidige behoeften van het systeem.

Daar staat tegenover dat de grote commerciële dataverzamelaars van deze wereld volop grote hoeveelheden gegevens verzamelen, zonder al teveel 'regels'.

Is het wel terecht dat voor energiebedrijven, zoals leveranciers, netbeheerders en dienstenaanbieders, zoveel extra regels gelden en zijn die regels vandaag de dag nog wel logisch?

Met deze vragen startte de systemische verkenning. We ontdekten het volgende:

(tussen haakjes de objecten die de verschillende aspecten representeerden):

Huidige situatie – Ist 

  • Leverancier (gesymboliseerd door identifier) heeft relatie (pen) met een klant (rode hart), heeft een leverancierscontract, stuurt de rekening.
  • Leverancier heeft relatie (pen) met netbeheerder (borstel).
  • Netbeheerder slaat meterdata centraal op (kaleidoscoop).

 Er zijn ‘algemene zorgen’ of netbeheerders wel goed omgaan met die data (Gargamel)

  • Naar wie gaan die data?
  • Wie doet wat met die data?
  • Klanten hebben geen grip op die data
  • Dataportabiliteit is niet geregeld

‘Frightful Five’ hebben meer vertrouwen bij klanten (groep smurfen) maar weten ook veel meer.

  • Leveren meerwaarde;
  • Werken met een opt out (in theorie).

Leverancier vraagt data op basis van contract. Leverancier heeft tenminste nog een vast te stellen contract, ODAs etcetera hebben dat minder.

Nu maken we de stap om de situatie bij de klant nader uit te werken.

Het huis heeft een meter, de netbeheerder heeft een relatie met de meter. De meter is onderdeel van het gereguleerde domein, wordt door netbeheerder onderhouden, meetgegevens worden door netbeheerder uitgelezen op verzoek van de leverancier. Er is geen directe relatie tussen klant en netbeheerder.

Netbeheerder worstelt met de dataverstrekking:

  • Onvoldoende tools om vast te stellen wie welke data mag hebben (bijv bij ODA);
  • Niet gemakkelijk te verifieren of juiste data wel aan juiste leveranciers over juiste huis en juiste bewoners gegeven wordt (daarom vaak geen verbruikshistorie).

Huis-klant-relatie is nergens vastgelegd, waardoor er twee werelden ontstaan: een leverancierswereld en een netbeheerderswereld ... Maar geen klantwereld.

Tussen klant en meter loopt een lijn, die bij minste of geringste beweging een spleet wordt waar de klant in valt. In deze opstelling: letterlijk!

De klant staat op afstand naar deze complexiteit te kijken, en snapt er niets van … Zelfs als de klant de tijd en interesse heeft om zich hierin te verdiepen. De meeste klanten zijn echter met andere dingen bezig.

Belangrijk inzicht: de scheiding klant – meter werkte blijkbaar in het verleden maar lijkt naar de toekomst toe een fundamentele ontwerpfout.

Gewenste toekomst - Soll

Op een white sheet begonnen (met veel objecten in een nieuw betekenis).

Klant die eigen data kan delen met derden is het basisprincipe.

Een Huishouden genereert energiedata

  • Data zijn van het huishouden
  • Huishouden moet kunnen bepalen wat ze ermee doet

(iemand uit het) Huishouden is energiecontract aangegaan. Dit is niet weergegeven en ook niet relevant vanuit data-architectuur. 

Slimme meter is entiteit in het huis - maar kan veel meer. Ook belangrijk: duurzame toekomst (groene bol). 

Verdieping van het vraagstuk (als side-step):

Energiewetgeving regelt zaken voor netbeheer, leverancier en meter.

Privacywetgeving regelt zaken voor individuen.

Energiewetgeving houdt geen rekening met individuen. Een huishouden bestaat uit diverse individuen, met elk recht op privacy (je hoeft bijvoorbeeld je surfgedrag niet met anderen te delen) dat onderling geregeld kan worden (vergelijk belastingdienst).

Huishouden (spiegel bovenaan) moet onderlinge relaties regelen.

Stelling / verwachting is dat het geven van energiedata aan één lid van een huishouden zonder toestemming van ander lid, niet zou mogen. (voorbeeld: koppel in scheiding, de een kan aan energiedata zien dat de ander nieuwe relatie heeft). 

Er moet dus een voorziening komen voor data-delen (raam) op huishouden-niveau:

  • Huishouden heeft data
  • Huishouden regelt onderling de privacy
  • Huishouden bepaalt, binnen onderlinge afspraken, wie haar data krijgen
  • Welke data benodigd zijn in het algemeen (gerechtvaardigd) belang, kan democratisch vastgesteld worden

Deze oplossing is conceptueel heel charmant en simpel. 

Interventie

Voor de interventie (hoe te komen tot deze oplossing), kwamen we tot verkennende vragen als:

  • Hoe kunnen we dit gaan doen?
  • Hoe gaan we de markt hierbij betrekken?
  • Hoe wordt dit een gedragen oplossing?

Objectopstelling casus 2: P1 device

image

Casus: wat is ervoor nodig om een slim P1-device te maken dat veilig, betaalbaar en van goede kwaliteit is? Casusinbrenger: Wilbert Prinsen

Bij de uitrol van de slimme meter is gesproken over hoe de burger, die een slimme meter thuis krijgt, ook daadwerkelijk inzicht in zijn verbruik kan krijgen. Enexis had destijds het idee om een aparaatje dat de burger bij plaatsing van de installateur gratis kreeg en hem real-time en lokaal zijn energieverbruik kon ontsluiten door het in de zogenaamde P1-poort van de meter te steken. Omdat een dergelijk apparaatje dan in hoog volume kon worden geproduceerd (nl. voor alle huishoudens) zou het niet duur hoeven te zijn. Om allerlei redenen, waaronder zorg over marktwerking, is dat open apparaatje voor iedereen er toen niet op grote schaal gekomen. Energieleveranciers, startups, domoticafabrikanten en projecten binnen netbeheerders zijn toen allemaal op een veel kleinere schaal aan de slag gegaan, waardoor nooit kritische massa is ontstaan om het tegen een lage kostprijs en hoge kwaliteit te kunnen maken. Voor de casusinbrenger geldt ook dat ze een eigen device hebben doorontwikkeld. Dat doet het prima bij diverse klanten, maar ze staan nu voor de keuze om daar een redesign op uit te voeren (wederom met een maar beperkt interessante business case). Of niet. 

Inzichten/vragen:

  • P4 data lopen via netbeheerder en energiebedrijven
  • P1 data mogen niet gebruikt worden om mee te handelen, want het zijn geen geijkte, controleerbare data
  • Autonomie van de klant moet centraal staan
  • Energiebesparing op drie niveaus:
    - achter de meter
    - tussen het wijkstation en de meter
    - tussen verdeelstation en wijkstations
  • Een consortium voor open source P1-devices formeren

Interventie:

P1 data zijn ongeijkte data en er mag niet mee worden afgerekend; de markt zou moeten beginnen achter het apparaat op de P1 poort, niet met het apparaat op de P1 poort. Uitspraken van rechters uit 2006 hebben dit echter zo geduid; tijd voor reflectie op deze uitspraak.

Objectopstelling Casus 3: Gemeente Heusden, het Land van ‘t Oude Maasje

image

Casus – Gemeente Heusden, het Land van ‘t Oude Maasje – hoe realiseren we de energietransitie lokaal zo dat de landschappelijke kwaliteit behouden blijft – hoe helpt digitalisering hierbij?

Jolanda Verbiesen en Elke den Ouden brengen de casus in van Gemeente Heusden, het Land van ‘t Oude Maasje. In dit gebied, waarin een aantal dorpskernen, bewoners en professionele stakeholders, zich verbonden weten door de liefde voor het landschap rond ’t Oude Maasje, is er een grote ambitie om de transitie naar een duurzame energievoorziening te realiseren. Maar dan wel zó dat de landschappelijke kwaliteit geborgd blijft. De route die het meest passend en logisch lijkt is om via energie uit water in tenminste een deel van de behoefte te voorzien. Daarmee wordt het Waterschap een belangrijke actor. De inwoners hebben zich verenigd en zouden graag verder willen werken aan dit project, maar aarzelen ook. Die aarzeling zit erin dat onduidelijk is hoe gezorgd kan worden dat het project echt inclusief en eerlijk wordt ingestoken, zodat ook mensen met een ‘moeilijk’ huis of een kleiner budget mee kunnen doen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan een fonds waarmee inwoners geholpen kunnen worden. Maar hoe moet je dat doen? Hoe voorkom je dat er onbedoeld verschil ontstaat en mensen allerlei data moeten vrijgeven voor het collectieve systeem? 

Ist-situatie

De eerste ronde van de objectopstelling (‘ist-situatie’) maakt zichtbaar dat er een spanning zit tussen de manier waarop men lokaal de energietransitie wil realiseren - met landschappelijke kwaliteit als uitgangspunt - en de doelstellingen die vanuit het Rijk via Regionale Energie Strategieën opgelegd zouden kunnen worden. Doelstellingen die onder grote tijdsdruk en met andere dan landschappelijke waarden als uitgangspunt richting het gebied ‘gepusht’ zouden kunnen worden. Hieraan gerelateerd wordt zichtbaar dat er een angst leeft onder initiatiefnemers, dat ‘gehaaide’ projectontwikkelaars met plannen komen die weliswaar bijdragen aan landelijke energiedoelstellingen (bijv via windmolens), maar die lokaal nauwelijks sociale en financiële meerwaarde creëren en zelfs het landschap ‘verpesten’. Ook wordt zichtbaar dat de gemeente niet erg vertrouwd wordt om een goede rol te spelen. Dit heeft met ‘oud zeer’ uit het verleden te maken.

Soll-situatie

In de tweede ronde (‘soll-situatie’) wordt duidelijk dat ‘de gedeelde liefde voor het landschap van ‘t Oude Maasje’, de basis is geworden van dat wat er uiteindelijk gelukt is. Allerlei actoren werken veel beter samen, vanuit een gemeenschappelijk verlangen om de energietransitie zo vorm te geven dat die landschappelijke kwaliteit geborgd wordt. Ook heeft het gebied rond het Oude Maasje duidelijk weten te maken (aan Nederland/ de regio) wat haar bijdrage is aan de Nederlandse en regionale doelstellingen. De lokaal opgestelde omgevingsvisie, waarin het belang van de landschappelijke waarde van het gebied heel helder verwoord staat, is goed gecommuniceerd en omarmd door partijen betrokken bij de Regionale Energie en Klimaat Strategie (REKS). Dit maakt dat er geen spanning meer ervaren wordt tussen lokale ambities en de doelstellingen in de REKS. De gemeente speelt hierbij een verbindende rol. En projectontwikkelaars staan ook veel dichterbij. Ze worden niet langer gezien als ‘gehaaide’ derden, maar ze worden serieus genomen en dragen ook bij aan de energietransitie met behoud van landschappelijke kwaliteit. Een energie- of gebiedscoöperatie, brengt de energievraag en aanbod bij elkaar en speelt een belangrijke rol. Deze coöperatie benut digitalisering ten behoeve van eerlijke, inclusieve en democratische afwegingen.

Interventie

De interventie die in de derde ronde gedefinieerd werd, om een eerste stap te zetten van ‘ist’ naar ‘soll’, was om een ‘rood bolletje’ (change agent) te vinden bij het Waterschap. Verder werd duidelijk dat het van belang is om de omgevingsvisie die recent gemaakt is, meer te benutten, om een brug te slaan tussen doelstellingen in de REKS en lokale (landschappelijke en sociale) waarden.

Reflectie

Wat opviel is dat alle deelnemers aan de casus ‘geroerd’ waren en het erover eens waren dat het ‘hart voor’ het landschap een heel krachtig uitgangspunt was voor de lokale energietransitie ontwikkelingen. Tegelijkertijd, werd duidelijk dat een betere verbinding nodig is met landelijk en regionaal energiebeleid. “Dit gebied moet ook zijn verantwoordelijkheid nemen.” 

Wat verder opviel is dat de digitale dimensie van de opgave niet vanzelf aan de orde kwam. Een eerlijke, inclusieve digitale coöperatieve oplossing, bleek wel onderdeel van het wensbeeld, maar in het hier en nu is vooral de zorg dat andere dan landschappelijke waarden, dominant worden in de wijze waarop de energietransitie vorm krijgt.

Wat de casusinbrengers zelf opviel was hoe ver de diverse stakeholders nog van elkaar af staan. Een eye-opener was het verhaal van de “rode bolletjes”: “door op zoek te gaan naar de rode bolletjes komen we waarschijnlijk verder dan door de formele lijnen en structuren te volgen.”

Presentaties ter inspiratie

De energietransitie is zo complex dat velen behoefte hebben aan inspiratie voor oplossingen. We brengen deze inspiratie op 5 maart in de vorm van 'pitches' door wetenschappers, burgers of ondernemers.

Kenmerk is dat 'de pitchers' werken aan een oplossing die onze missie dichterbij brengt.

De pitches werden vooraf geselecteerd, opdat ze goed pasten bij de cases die eerder op de dag centraal stonden. De presentaties van de pitchers op 5 maart zijn hier te vinden. Hieronder een korte beschrijving van de inhoud:

  • Sander van der Waal van Waag Society, over het project 'Public Stack' 
    Waarom belangrijk? De verschillende technische componenten die samen nodig zijn om een digitale dienst te leveren (een stack /stapel) worden opgebouwd vanuit waarden. Nu nog vooral; vanuit economische waarden. Wat als deze lagen zo opgebouwd worden dat al deze lagen zijn ontwikkeld vanuit publieke waarden? Een ‘public stack’; hoe ziet die eruit? Hier werkt Waag Society aan.  
  • Koen van Ingen en Nico Rikken van Alliander vertellen over IRMA
    Waarom belangrijk? IRMA is een manier om je digitale identiteit zelf te beheren, gebaseerd op het pricipe dat je digitale identiteit bestaat uit attributen, en dat je zelf controle hebben zijn over wie wat van je weet. Dat helpt omdat we daarmee data van huishoudens zouden kunnen koppelen aan personen.
  • Prof. ir. Jaap van Till & drs. Edward van Overbeek vertellen over 'Elektromesh'.  
    Waarom belangrijk? In Australië al volop in experimentenfase, in Nederland nog in kinderschoenen: een internet of energy d.m.v. minigrids. Om zo veel lokaler energieopwekking en afname te kunnen optimaliseren.
image
image
image

Hoe verder?

De reacties na de bijeenkomst zijn positief. We lijken in staat geweest om samen het complexe onderwerp concreet te maken. Vanuit meerdere perspectieven naar een eigen casus te kijken levert goede inzichten op, dat werkt en willen we doorzetten. Het geleerde vertalen we in een later stadium naar het model dat tijdens de dag als leidraad gediend heeft en kijken of we dat kunnen verbeteren.

Vanwege Corona verwachten we niet binnen een half jaar een 'grote' bijeenkomst te kunnen organiseren. Omdat we ook merken dat er gelijktijdig behoefte is aan verdieping zullen we de komende tijd ons richten op kleinere verdiepingssessies. Die kunnen gaan over de ingebrachte casussen, maar ook nieuwe. We delen een schema met de data van de sessies zo gauw deze bekend zijn.