In het bestaande energiesysteem is de levering van energie gekoppeld aan een locatie (kadastraal object). Als gevolg van energietransitie is het wenselijk om energie ook op andere manier te leveren. Een voorbeeld hiervan is de levering van energie voor een auto door de autofabrikant, bijvoorbeeld gratis energie voor het rijden, als de batterij mag worden gebruikt voor inspelen op piek- en daltarief. Als de levering gekoppeld blijft aan de locatie, dan kan de autofabrikant dit alleen leveren als deze een contract afsluit met de exploitant van laadpalen. Als er geen contract is, dan moet de berijder het zelf betalen. Het gevolg zal zijn dat alleen de grotere laadexploitanten overblijven. Hierdoor ontstaat een winner-takes-all dynamiek voor publieke laadpalen. Digitalisering kan het mogelijk maken om op elke laadpaal deze dienst te leveren. Hierdoor kan de diversiteit blijven bestaan.
De publieke waarden die in de casus in het gedrang komen zijn de vrije markt (en onnodig veel beperkingen in energiemarkt) en gelijkheid (opbrengsten voor jou, kosten voor een ander), maar er zijn ook kansen voor beschikbaarheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid. Voorbeelden van ongelijkheid zijn de kosten die door hele wijk gedragen worden om het net te verzwaren in je wijk, zodat jij om 6 uur je auto kan opladen. Een auto is ook een kans om publieke waarden te creëren door bijvoorbeeld bij te dragen aan de energievoorziening met je auto. De argumenten helpen bij de discussie over het inrichten van het systeem, want wat doe je als een nieuwe dienst niet past op het systeem?
Het doemscenario is dat oplaadpalen toegang zijn tot infrastructuur, energie en diensten gekoppeld zijn en worden beheerd door de laadpaaloperator. Dit is een probleem omdat dit niet inclusief is. Om dit te voorkomen moet de overheid laadpalenbelasting invoeren.
Het droomscenario is een ‘Utrecht Elektrisch’, waar laadpalen en diensten deel zijn van de commons, maar waar je je ook aan mag onttrekken en andere diensten kan kiezen of zelf kan opzetten. Dit is wenselijk omdat het open toegang tot diensten verzekerd voor de eindgebruiker en de infrastructuur. Zo kiest de eindgebruiker de diensten die passen, niet de laadpaaloperator. Het is ook wenselijk vanwege de betaalbaarheid van de oplaadinfrastructuur. De drijvende krachten zijn open energiediensten, die een eerlijk en stabiel energiesysteem bevorderen waardoor de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk blijven. De overheid moet hiervoor eigen laadpalen plaatsen (staatsmonopolie) en bedrijven en individuen moeten diensten afnemen en aanbieden.
Het doemscenario is dat een schimmig bedrijf de toegang(sverdeling), prijs en techniek bepaalt. Het bedrijf laat zich tegen betaling gebruiken als politiek wapen. Niemand weet wie waarom toegang krijgt tot energie. Betaal- en betrouwbaarheid is dan in direct gevaar, duurzaamheid is geen doel. Er zijn twee soorten monopolisten: één die begrijpt dat het in zijn eigen langetermijnbelang is om wel duurzaam te zijn, en één die roofbouw pleegt en een korte termijnvisie heeft. In het doemscenario is de monopolist van het tweede soort. De drijvende krachten zijn winstmaximalisatie tot een ‘winner takes all’ niveau, een gebrek (afwezigheid) aan transparantie en zelfbeschikking en toegang tot globale markt door deze ene speler.
Het droomscenario is dat alle energie globaal voor iedereen beschikbaar is voor vrijhandelstarieven. Er is gedeeld eigenaarschap van de infrastructuur en vrije toe- en uittreding. De betaalbaarheid is hier verzorgd en duurzaamheid een gemene deler. De drijvende krachten zijn beheersbaarheid in de dynamiek van een gefragmenteerd systeem, maximale transparantie en de mogelijkheid tot lokaal maatwerk binnen de globale waarden op basis van solidariteit. Toezicht en regelgeving vindt plaats door middel van een zelfsturend systeem, niet door het centreren van de macht.