De Club van Wageningen maakt zich sterk voor een eerlijk, inclusief en democratisch bestuurbaar energiesysteem. In 2021 hebben we als Club van Wageningen steeds nadrukkelijker ingezoomd op de praktische invulling daarvan. In de Werkspoorkathedraal in Utrecht gaven wij op 8 oktober een vervolg aan die zoektocht. In een brede bijeenkomst keken we door de lens van startups en energiecoöperaties, die al in de praktijk werken aan digitale oplossingen, voor het toekomstig decentrale duurzame energiesysteem. Hoe lopen deze startups tegen het huidige systeem aan? Werken zij met andere uitgangspunten en wat zijn daarvan de consequenties?
‘Ontzettend inspirerend, maar ook verwarrend’, zo vatte één van de ruim 60 deelnemers de bijeenkomst samen. ‘Inspirerend om te zien hoeveel mensen zich met de transitie van ons energiesysteem bezighouden. Anderzijds verwarrend, omdat dit decentrale systeem zoveel complexiteit met zich meebrengt. Dit leverde naast nieuwe inzichten vooral ook nieuwe grote vragen op.’
‘We weten dat een omkering gaande is. Van centrale naar decentrale opwekking. Van fossiel naar duurzaam. Maar ik besef nu pas dat dit van ons vraagt dat we van beneden naar boven moeten kijken hoe we dit systeem verder vormgeven en wie hiervoor aan zet zijn? Dus met als uitgangspunten de concrete, fysieke plek en de wijze waarop mensen zich in gemeenschappen organiseren. Pas als we dat helder hebben, komen (idealiter) digitale oplossingen in beeld en vragen als: hoe gaan wij aan de slag met data, algoritmes en het toezicht daarop? Digitale technologische oplossingen zouden de fysieke realiteit van opslag, opwek en uitwisseling tussen mensen en bedrijven moeten volgen. Toch werkt het nu vaak nog andersom.’ Aldus Martine Verweij, programmamanager MVI-Energie.
Deze reflectie was een rake samenvatting van de bijeenkomst die ’s ochtends werd afgetrapt door Pallas Agterberg, directeur strategie bij Alliander. Zij nam de toehoorders mee in de evolutie van de energiemarkt: van de steeds centraler geregelde, nationale nutsvoorziening, naar een gecommercialiseerde markt die doorschiet in ontzorgen, tot het gedecentraliseerde platform van de toekomst waar energie op miljoenen plekken ontstaat en naar miljoenen locaties stroomt en waar iedereen een verantwoordelijkheid heeft. Een landschap vol nieuwe vormen van hoe wij energie opwekken, aanbieden en afnemen. En niet alleen dat. Ook een landschap waarin digitale oplossingen bestaande businessmodellen omver kunnen gooien. En allerlei nieuwe vragen zullen oproepen.
Ondanks dat dit landschap bepaald geen vergezicht meer is, voelt het voor velen nog als een terra incognita. ‘We gaan iets realiseren dat niet eerder is gerealiseerd: andere processen, nieuwe vormen van management en governance. Deze transformatie kunnen we niet maken zónder eerst de grote en lastige vragen te stellen’, hield Agterberg voor. ‘Want, wie bepaalt straks wat? Welke partijen krijgen – op verschillende schaalniveaus - de ‘schroevendraaier’ in handen om het systeem mee vorm te geven? Wie draait aan de kraan op verschillende niveaus, om het systeem voortdurend mee bij te sturen?’
Na de inleiding schetste Brendan de Graaf van Liv Energy hoe hij als startup in dit terra incognita zijn weg heeft proberen te vinden. Pionieren, om een oplossing te ontwerpen voor een probleem dat nog maar weinig mensen scherp hebben. Terwijl de nieuwe werkelijkheid zich aandient en het (congestie)probleem waar Brendan een oplossing voor heeft de kranten haalt, gelden veelal nog oude spelregels. Ondertussen gaat het De Graaf niet hard genoeg. Hij bespeurt een gebrek aan urgentie en besef bij consumenten, leveranciers, netbeheerders én de overheid dat het fundamenteel anders zal moeten.
De Graaf stelt dat het helderder moet worden wat wij eigenlijk verwachten van een nieuw energiesysteem. Keuzevrijheid, gemak, zekerheid? Willen we overvloed of accepteren wij eigenlijk ook schaarste? De Graaf hield z’n publiek onder meer voor hoe vroeger de stroom op Texel, waar hij opgroeide, steevast één keer per jaar uitviel. ‘Niemand die het erg vond… Elk huishouden had de kaarsjes al klaarliggen. Het is maar net wat je met elkaar verwacht…’
De Graaf nam zijn toehoorders ook mee in de grote en kleine vragen waarmee je als startup te maken krijgt. Bijvoorbeeld de juridische kanten van een lokaal energiesysteem waarin je zelf energie opwekt, deelt en verhandelt. Maar ook het organiseren van de financiering; het enthousiasmeren van stakeholders. En hoe los je als startup het gebrek aan batterijen op…: zelf maar batterijen ontwikkelen?
Conclusie: het kost ontzettend veel doorzettings- en improvisatievermogen om het ‘anders’ te doen, in een wereld die zich nauwelijks bewust is van de veranderingen die er sowieso aan zitten te komen.
Daarnaast konden deelnemers door de lens van een lokale energiecoöperatie kijken naar de nieuwe rol van aggregator. René van Vliet en Marten van der Laan namen de aanwezigen mee in de mogelijkheden en rollen die een energiecoöperatie heeft om zo’n aggregator-rol in te vullen. Een coöperatieve aggregator. Doet die de dingen anders dan een commerciële aggregator?
‘Je richt een corporatie op om met z’n allen duurzaam en coöperatief bezig te zijn. Maar wie nú wil experimenteren met de aggregator-rol met behulp van buurtbatterijen, moet het handelen vooral nog met niet-duurzaam opgewekte stroom doen… Niet bepaald een goed verhaal om je buren mee te krijgen. Daarbij komt dat het ook niet logisch voelt om geld te willen verdienen met aggregatie. Dat lijkt het oude spel, waar coöperaties zich juist tegen afzetten omdat geld verdienen hierin boven andere maatschappelijke waarden wordt gesteld. Overtollige energie ruilen zou veel beter passen, maar kan niet in de huidige energiemarktlogica.
Martine Verweij nam de deelnemers mee in de vraag of startups zoals die van Brendan en René zich organiseren in lijn met nieuwe leidende principes, die richting geven aan hun handelen. Met als startpunt de vraag welke principes nu leidend zijn in het energiesysteem. In een maatschappelijke systeemopstelling werd duidelijk dat het huidige energiesysteem in de eerste plaats gericht is op ontzorgen, vervolgens op het realiseren van keuzevrijheid en daarna werkt vanuit het principe ‘de markt moet het doen’.
Startup-initiatieven zoals dat van René en Marten en dat van Brendan, focussen in de eerste plaats op het recht doen aan de fysieke realiteit van opwek en afname op een specifieke plek, in de tweede plaats op de gemeenschapszin die nodig is om te komen tot zinvolle uitwisseling ter plekke, en in de derde plaats op de zorg dat – ook al schijnt de zon niet, waait de wind niet, of heb jij even geen geld – energie er wel moet zijn. Het is immers een basisbehoefte. Dat is de omkering die gaande is en die vele vragen oproept, die ‘gele hesjes’ via de onderbuik verwoorden. “Wordt er ook voor mij gezorgd, als alles straks anders gaat?”
De vierde sessie werd verzorgd door het Rathenau Instituut, dat de laatste hand legt aan een rapport dat gaat over de maatschappelijke vragen die we ons moeten stellen nu het energiesysteem digitaliseert. Rathenau wilde de workshop graag benutten om twee denkkaders uit dit rapport te toetsen. Met het ene kader tracht het instituut de factoren te vatten die van belang zijn, opdat digitalisering aan een maatschappelijk verantwoorde energietransitie kan bijdragen. Daarbij spelen zowel haalbaarheidsfactoren als wenselijkheidsfactoren. Het andere kader is bedoeld om grip te krijgen op governance van data: wat het is (de inhoud van de governance, ofwel de afspraken die gemaakt worden over de inzet van data), en hoe het tot stand komt (het proces van de governance).
Een van de concrete cases die werd uitgeplozen, is de recente innovatie waarmee we real time kunnen weten hoeveel duurzame energie wordt opgewekt en afgenomen. Belangrijk omdat bedrijven als Microsoft en Google nu nog kunnen veinzen volledig op duurzame energie te draaien (middels groen certificaten) terwijl ze voor hun ‘real time’ verbruik nog veel fossiele energie nodig hebben omdat duurzame opwek en afname nu eenmaal niet altijd gelijktijdig plaatsvinden. Voor deze casus bekeken deelnemers samen wat de politiek-bestuurlijke en sociaal-culturele wenselijkheid is van deze innovatie en wat ervoor nodig is opdat die technologisch, economisch, organisatorisch, juridisch en ecologisch haalbaar zou zijn. Daarmee werd gelijk duidelijk dat het bij digitalisering niet alleen gaat om technische innovatie, maar ook om innovatie op een heleboel andere domeinen.
Na de inleiding en de verschillende workshops was er voor de aanwezigen genoeg stof tot nadenken én napraten. Het beeld dat beklijfde is dat we ons weliswaar met één been in die nieuwe wereld bevinden – met nieuwe leidende principes - maar dat het andere been nog volop in die oude wereld staat, waar andere leidende principes de dienst uitmaken. Het energiesysteem verandert, de technologische mogelijkheden om het anders te doen, dienen zich aan. Maar het denken over hoe dit systeem eruit moet zien, ontwikkelt zich nog volop en de regels en structuren die hierbij nodig zijn, zijn ook volop in ontwikkeling.
Tussen de oude en nieuwe wereld moeten nog vele bruggen worden geslagen opdat ook dit anders georganiseerde (verregaand digitale), duurzame energiesysteem, eerlijk, inclusief en democratisch bestuurbaar blijft. Die reis is complex. Maar mensen als Brendan en René laten zien dat die complexiteit ons er niet van hoeft te weerhouden om aan de slag te gaan, het thema te blijven agenderen en er met elkaar over te blijven praten. ‘Juist het doen en daarop reflecteren, is’, zo constateerden de deelnemers, ‘uiteindelijk de enige manier om deze ingrijpende transitie bij te sturen, de gewenste kant op.